4 Geen enkele nakomeling van Aäron die melaats+ is of een afscheiding+ heeft, mag van de heilige dingen eten totdat hij weer rein is.+ Dat geldt ook voor een man die iemand aanraakt die onrein is door een dode,*+ een man die een zaadlozing+ heeft,
2 ‘Geef de Israëlieten opdracht om iedereen uit het kamp weg te sturen die melaats* is,+ die een vloeiing of een afscheiding+ heeft of die onrein is door een dode.*+