10 Maar de Kanaänieten die in Ge̱zer woonden, verdreven ze niet,+ en de Kanaänieten wonen tot op deze dag in het gebied van Efraïm+ en zijn verplicht tot dwangarbeid.+
16 (De farao, de koning van Egypte, was tegen Ge̱zer opgetrokken en had het ingenomen en in brand gestoken. Ook had hij de Kanaänieten+ die er woonden gedood. Hij gaf de stad als afscheidscadeau* aan zijn dochter,+ de vrouw van Salomo.)