17 Ik zal hem zien, maar niet nu.

Ik zal naar hem kijken, maar niet binnenkort.

29 Ze doodden toen zo’n 10.000 Moabieten,+ allemaal sterke en dappere mannen. Er ontsnapte er niet één.+

47 Saul bevestigde zijn koningschap over Israël en voerde oorlog tegen alle vijanden die hem omringden: tegen de Moabieten,+ de Ammonieten,+ de Edomieten,+ de koningen van Zo̱ba+ en de Filistijnen.+ Overal waar hij naartoe ging, versloeg hij ze.

 8 Moab is mijn wasbekken.+

Op Edom zal ik mijn sandaal werpen.+

Over Filiste̱a zal ik triomfantelijk juichen.’+