6 Na een tijdje merkten de Ammonieten dat David een afkeer van ze had gekregen. Daarom stuurden de Ammonieten mannen op pad om soldaten in te huren: 20.000 man voetvolk van de Syriërs uit Beth-Re̱hob+ en Zo̱ba,+ de koning van Ma̱ächa+ met 1000 man, en 12.000 man uit I̱stob.*+
23 God liet nog een tegenstander tegen Salomo opstaan:+ Re̱zon, de zoon van E̱ljada, die was weggevlucht bij zijn heer, Hadade̱zer,+ de koning van Zo̱ba.
Voor de koorleider: op de wijs van ‘De lelie van de getuigenis’.* Een miktam.* Van David. Ter lering. Toen hij oorlog voerde tegen A̱ram-Nahara̱ïm en A̱ram-Zo̱ba, en Joab terugkwam en in het Zoutdal 12.000 Edomieten versloeg.+