22 Koning Nebukadne̱zar van Babylon stelde Geda̱lja,+ de zoon van Ahi̱kam,+ de zoon van Sa̱fan,+ aan over het volk dat hij in het land Juda had achtergelaten.+
14 Ze zeiden tegen hem: ‘Weet u wel dat Ba̱älis, de koning van de Ammonieten,+ Ismaël, de zoon van Netha̱nja, heeft gestuurd om u te vermoorden?’*+ Maar Geda̱lja, de zoon van Ahi̱kam, geloofde hen niet.