33 Op de vierde dag wogen we het zilver, het goud en de voorwerpen af in het huis van onze God+ en gaven die aan Me̱remoth,+ de zoon van de priester Uri̱a. Bij hem was Elea̱zar, de zoon van Pi̱nehas, en bij hen waren de Levieten Jo̱zabad,+ de zoon van Je̱sua, en Noa̱dja, de zoon van Bi̱nnuï.+
7 En de Levieten Je̱sua, Ba̱ni, Sere̱bja,+ Ja̱min, A̱kkub, Sa̱bbethai, Hodi̱a, Maäse̱ja, Keli̱ta, Aza̱rja, Jo̱zabad,+ Ha̱nan en Pela̱ja legden de wet aan het volk uit,+ terwijl het volk stond.