14 Toen Jezus in het huis van Petrus kwam, zag hij Petrus’ schoonmoeder+ ziek op bed liggen. Ze had koorts.+15 Hij raakte haar hand aan+ en de koorts verdween. Ze stond op en ging hem bedienen.
24 Hij zei: ‘Ga allemaal weg, want het meisje is niet gestorven, ze slaapt.’+ Maar ze lachten hem uit. 25 Nadat de menigte was weggestuurd, ging hij naar binnen. Hij pakte de hand van het meisje+ en ze stond op.+