Psalmen
2 Waarom zouden de volken zeggen:
‘Waar is hun God?’+
3 Onze God is in de hemel.
Wat hij wil, dat doet hij.
4 Hun afgoden zijn van zilver en goud,
het werk van mensenhanden.+
5 Ze hebben een mond maar kunnen niet spreken,+
ze hebben ogen maar kunnen niet zien,
6 ze hebben oren maar kunnen niet horen,
ze hebben een neus maar kunnen niet ruiken,
7 ze hebben handen maar kunnen niet voelen,
ze hebben voeten maar kunnen niet lopen,+
geen geluid komt uit hun keel.+
10 Huis van Aäron,+ vertrouw op Jehovah
— hij is je hulp en je schild.
12 Jehovah denkt aan ons en zal ons zegenen,
hij zal het huis van Israël zegenen,+
hij zal het huis van Aäron zegenen.
13 Jehovah zal zegenen wie ontzag voor hem hebben,
klein en groot.
18 Maar wij zullen Jah loven,
van nu tot in eeuwigheid.
Loof Jah!*