16 „O Jehovah der legerscharen, de God van I̱sraël,+ die op de cherubs zit, gij alleen zijt de [ware] God van alle koninkrijken der aarde.+ Gíȷ́ hebt de hemel en de aarde gemaakt.+
4 Toen verhief de heerlijkheid van Jehovah+ zich van de cherubs naar de drempel van het huis, en het huis werd geleidelijk gevuld met de wolk,+ en het voorhof zelf was vol van de glans van de heerlijkheid van Jehovah.