31 En Barzi̱llai,+ de Gileadiet, daalde zelf uit Ro̱gelim af om met de koning naar de Jorda̱a̱n te trekken, ten einde hem naar de Jorda̱a̱n uitgeleide te doen.
38 want zij waren vooral bedroefd over het woord dat hij had gesproken, dat zij zijn gezicht+ niet meer zouden zien. Daarna deden zij hem uitgeleide+ naar de boot.
24 wanneer ik op weg ben naar Spanje,+ hoop ik U bovenal op de reis daarheen te zien en een eindweegs door U vergezeld te worden,+ nadat ik eerst enigermate door UW gezelschap voldaan ben.