19 In het zweet van uw aangezicht zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem terugkeert, want daaruit werdt gij genomen.+ Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.”+
5 Want de levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven;*+ maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust,*+ ook hebben zij geen loon meer, want de gedachtenis aan hen is vergeten.+
4 Ziet! Alle zielen* — mij behoren ze toe.+ Zoals de ziel+ van de vader zo eveneens de ziel van de zoon — mij behoren ze toe.+ De ziel die zondigt,+ díé zal sterven.*+
12 Daarom, zoals door één mens+ de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood,+ en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden+ —.