12 Eer* uw vader en uw moeder,+ opdat uw dagen lang mogen blijken te zijn op de grond die Jehovah, uw God, u geeft.+

3 Ieder van U dient zijn moeder en zijn vader* te vrezen,+ en mijn sabbatten dient GIJ te onderhouden.+ Ik ben Jehovah, UW God. 

18 Ingeval een man een zoon blijkt te hebben die onhandelbaar en weerspannig is,+ die niet naar de stem van zijn vader of de stem van zijn moeder luistert,+ en zij hem hebben gecorrigeerd maar hij niet naar hen wil luisteren,+ 

21 Dan moeten alle mannen van zijn stad hem met stenen stenigen, en hij moet sterven. Zo moet gij het kwaad uit uw midden wegdoen, en heel I̱sraël zal het horen en werkelijk bevreesd worden.+

20 Al wie kwaad over zijn vader en zijn moeder afsmeekt,+ diens lamp zal uitgeblust worden bij het aanbreken van de duisternis.+

17 Het oog dat een vader bespot en dat gehoorzaamheid aan een moeder veracht+ — de raven van het stroomdal zullen het uitpikken en de zonen van de arend zullen het opeten.

4 God heeft bijvoorbeeld gezegd: ’Eer uw vader en uw moeder’,+ en: ’Wie vader of moeder beschimpt, moet het met de dood bekopen.’*+