50 Indien gij mijn dochters gaat kwellen+ en indien gij behalve mijn dochters andere vrouwen gaat nemen, er is geen mens bij ons. Zie!* God is getuige tussen mij en u.”+
5 Daarom zei hij tot hen: „Jehovah is getuige tegen U, en zijn gezalfde+ is heden getuige, dat GIJ volstrekt niets in mijn hand hebt aangetroffen.”+ Hierop zeiden zij:* „Hij is getuige.”*
5 En zij, van hun kant, zeiden tot Jeremi̱a: „Moge Jehovah een waarachtige en getrouwe getuige tegen ons blijken te zijn+ indien wij niet precies overeenkomstig elk woord waarmee Jehovah, uw God, u tot ons zendt, zullen handelen.+