36 Van A̱roër+ af, dat aan de oever van het stroomdal van de A̱rnon ligt, en de stad die in het stroomdal ligt, tot aan Gi̱lead, bleek er geen stad te zijn die ons te hoog lag.+ Jehovah, onze God, leverde ze alle aan ons over.
12 En wij namen dit land toentertijd in bezit; van A̱roër+ af, dat aan het stroomdal van de A̱rnon ligt, met* de helft van het bergland van Gi̱lead, en zijn steden, heb ik [het] aan de Rubenieten en de Gadieten gegeven.+