12* Da̱vid nu was de zoon van die Efrathiet+ uit Be̱thlehem van Ju̱da wiens naam I̱saï was. En hij had acht zonen.+ En in de dagen van Saul was de man reeds oud onder de mannen.*
12 En wederom zegt Jesa̱ja: „Er zal zijn de wortel van I̱saï,+ en er zal iemand opstaan om over de natiën te heersen;+ op hem zullen de natiën hun hoop vestigen.”+