29 Waarom blijft gijlieden trappen naar mijn slachtoffer+ en naar mijn offergave, die ik [in mijn] woning*+ geboden heb, en blijft gij uw zonen meer eren dan mij, door U* vet te mesten+ met het beste van elke offergave van mijn volk I̱sraël?*+
16 En degenen die dit volk voortleiden, blijken degenen te zijn die [hen] doen dolen;+ en degenen van hen die worden voortgeleid, degenen die verward raken.+