24 Zij stonden dus op en gingen Saul voor naar Zif,+ terwijl Da̱vid en zijn mannen in de wildernis van Ma̱on+ waren, in de Ara̱ba,*+ ten zuiden* van Je̱sjimoon.
26Na verloop van tijd kwamen de mannen van Zif*+ bij Saul te Gi̱bea+ en zeiden: „Houdt Da̱vid zich niet verborgen* op de heuvel Hachi̱la,+ tegenover Je̱sjimoon?”*+
42 En de zonen van Ka̱leb,*+ de broer van Jera̱hmeël, waren Me̱sa, zijn eerstgeborene, die de vader was van Zif, en de zonen van Mare̱sa, de vader van He̱bron.
Aan de leider, op snaarinstrumenten. Maskil.* Van Da̱vid. Toen de Zifieten binnenkwamen en voorts tot Saul zeiden: „Houdt Da̱vid zich niet bij ons verborgen?”+