22Voorts sprak Da̱vid tot Jehovah de woorden van dit lied,+ op de dag dat Jehovah hem uit de handpalm van al zijn vijanden en uit de handpalm van Saul+ had bevrijd;+
Aan de leider. Van Jehovah’s knecht, van Da̱vid, die de woorden van dit lied tot Jehovah gesproken heeft op de dag dat Jehovah hem uit de handpalm van al zijn vijanden en* uit de hand van Saul had bevrijd.+ Hij dan zei: