18 Wat Da̱vid betreft, hij maakte zich uit de voeten en wist te ontkomen+ en kwam ten slotte bij Sa̱muël te Ra̱ma.+ Voorts vertelde hij hem alles wat Saul hem had aangedaan. Toen gingen hij en Sa̱muël heen, en zij namen hun intrek te Na̱joth.+
22Da̱vid ging nu dus vandaar weg+ en ontkwam+ naar de grot+ van Adu̱llam;+ en zijn broers en het hele huis van zijn vader kregen het te horen en zij kwamen toen daar tot hem af.
5 Na verloop van tijd zei de profeet Gad+ tot Da̱vid: „Gij moet niet in de ontoegankelijke plaats blijven wonen. Ga heen, en gij moet zelf in het land van Ju̱da komen.”+ Derhalve ging Da̱vid heen en hij kwam in het bos Che̱reth.