24 Zodra zij hem dan ook gespeend had, nam zij hem met zich mee, benevens een driejarige stier* en één efa* meel en een grote kruik wijn,+ en zij ging vervolgens het huis van Jehovah te Si̱lo+ binnen.* En de jongen was bij haar.*
2 dat de koning tot de profeet Na̱than+ zei: „Zie toch, ik woon in een huis van ceders,+ terwijl de ark van de [ware] God te midden van tentkleden woont.”+