10 Laten wij daarom dus, zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is,+ het goede doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan [ons] verwant zijn in het geloof.+
27 De vorm van aanbidding* die van het standpunt van onze God en Vader uit bezien rein+ en onbesmet+ is, is deze: voor wezen*+ en weduwen+ zorgen in hun verdrukking+ en zichzelf onbevlekt+ van de wereld bewaren.+