29 De Amalekieten+ wonen in het land van de Ne̱geb,+ en de Hethieten en de Jebusieten+ en de Amorieten+ wonen in het bergland, en de Kanaänieten+ wonen langs de zee en langs de oever van de Jorda̱a̱n.”
21 En de zonen van Be̱njamin verdreven de Jebusieten die Jeru̱zalem bewoonden niet;+ maar de Jebusieten wonen nog tot op deze dag met de zonen van Be̱njamin in Jeru̱zalem.+