7 Bijgevolg verleenden zij een status van heiligheid aan Ke̱des*+ in Galile̱a,* in het bergland van Na̱ftali, en aan Si̱chem,+ in het bergland van E̱fraïm, en aan Ki̱rjath-A̱rba,+ dat wil zeggen He̱bron, in het bergland van Ju̱da.
9Na verloop van tijd ging Abime̱lech,+ de zoon van Jerubba̱äl, naar Si̱chem,+ naar de broeders van zijn moeder, en sprak vervolgens tot hen en tot heel de familie van het huis van zijn moeders vader, en zei:
45 En Abime̱lech streed die hele dag tegen de stad en slaagde erin de stad in te nemen; en hij doodde het volk dat erin was,+ waarna hij de stad slechtte+ en ze met zout bezaaide.+