40 En zij zullen stellig hun eigen dwaling belijden+ en de dwaling van hun vaderen, [begaan] in hun ontrouw, toen zij zich ontrouw jegens mij gedroegen, ja, ook toen zij in verzet tegen mij wandelden.+
2 En het zaad van I̱sraël zonderde zich voorts van alle buitenlanders*+ af,+ en zij traden toe en deden belijdenis+ van hun eigen zonden+ en de dwalingen van hun vaderen.+