2 „Dit heeft Cy̱rus, de koning van Pe̱rzië, gezegd:+ ’Alle koninkrijken van de aarde heeft Jehovah, de God van de hemel,+ mij gegeven,+ en hijzelf heeft mij opgedragen hem een huis te bouwen in Jeru̱zalem,+ dat in Ju̱da is.
11 En dit is het wat zij ons ten antwoord gaven, in deze bewoordingen: ’Wij zijn de dienstknechten van de God des hemels en der aarde,+ en wij herbouwen het huis dat vele jaren hiervóór gebouwd was, hetwelk een groot koning van I̱sraël heeft gebouwd en voltooid.+
23 Laat alles wat naar het bevel+ van de God des hemels is, met ijver+ worden gedaan voor het huis van de God des hemels,+ opdat er geen gramschap komt over het rijk van de koning en zijn zonen.+