15 Toen nu de zonen van I̱sraël het zagen, zeiden zij vervolgens tot elkaar: „Wat is dat?”* Want zij wisten niet wat het was. Derhalve zei Mo̱zes tot hen: „Het is het brood dat Jehovah U tot voedsel gegeven heeft.+
12 Toen hield op de volgende dag het manna op, nadat zij van de opbrengst van het land hadden gegeten, en er kwam geen manna meer voor de zonen van I̱sraël,+ en zij gingen in dat jaar van de opbrengst van het land Ka̱naän eten.+