11 Daarop zond Jehovah Jerubba̱äl+ en Be̱dan* en Je̱fta+ en Sa̱muël*+ en bevrijdde U uit de hand van UW vijanden rondom, opdat GIJ in zekerheid kondt wonen.+
27 En Jehovah had beloofd de naam van I̱sraël niet van onder de hemel uit te wissen.+ Dientengevolge redde hij+ hen door de hand van Jero̱beam, de zoon van Jo̱as.