14 Toen ik [hun vrees] zag, stond ik onmiddellijk op en zei tot de edelen+ en de regenten+ en de rest van het volk: „Weest niet bevreesd+ wegens hen. Denkt aan Jehovah, de grote+ en vrees inboezemende;+ en strijdt voor UW broeders,+ UW zonen en UW dochters, UW vrouwen en UW huizen.”