14 Nu dan, vreest Jehovah+ en dient hem op een onberispelijke wijze en in waarheid,+ en verwijdert de goden die UW voorvaders aan de overzijde van de Rivier en in Egy̱pte hebben gediend,+ en dient Jehovah.
3 en zei toen: „Ik smeek u, o Jehovah, gedenk+ alstublieft hoe ik in waarachtigheid+ en met een onverdeeld hart+ voor uw aangezicht heb gewandeld+ en dat wat goed was in uw ogen heb gedaan.” En Hizki̱a barstte uit in een stroom van tranen.*+
6 De wet der waarheid,* díé bleek in zijn mond te zijn,+ en er werd geen onrechtvaardigheid op zijn lippen gevonden. In vrede en in oprechtheid wandelde hij met mij,+ en velen waren het die hij van dwaling terugbracht.+
4 Ik verheug mij zeer omdat ik onder uw kinderen+ enigen aangetroffen heb* die in de waarheid wandelen,+ zoals wij een gebod van de Vader hebben ontvangen.+