30 Wanneer gij erg in benauwdheid verkeert en al deze woorden u op het einde der dagen hebben getroffen, dan zult gij tot Jehovah, uw God, moeten terugkeren+ en naar zijn stem moeten luisteren.+
18 „Ik heb beslist gehoord hoe E̱fraïm zich beklaagde:+ ’Gij hebt mij gecorrigeerd, opdat ik mij zou laten corrigeren,+ gelijk een kalf dat niet afgericht is.+ Doe mij terugkeren en ik zal prompt terugkeren,+ want gij zijt Jehovah, mijn God.+