4 En Jehovah heeft tot U gezonden al zijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en [hen] zendende, maar GIJ hebt niet geluisterd,+ noch UW oor geneigd om te luisteren,+
17 „Mensenzoon, tot een wachter* heb ik u gemaakt voor het huis van I̱sraël,+ en gij moet uit mijn mond een woord horen en gij moet hen namens mij waarschuwen.+
2Op mijn wachtpost wil ik blijven staan,+ en ik wil geposteerd blijven op [het] bolwerk;* en ik zal wacht houden,+ om te zien wat hij door* mij zal spreken+ en wat ik op mijn terechtwijzing zal antwoorden.+