28 En wordt niet bevreesd+ voor hen die het lichaam doden maar de ziel* niet kunnen doden; doch vreest veeleer hem+ die én ziel én lichaam kan vernietigen in Gehe̱nna.*+
5 Ik zal U echter te kennen geven wie GIJ moet vrezen: Vreest hem+ die, nadat hij heeft gedood, autoriteit heeft om in Gehe̱nna* te werpen.+ Ja, ik zeg U, vreest+ Hem.