11 Ik doop*U wel met water+ wegens UW berouw,+ maar hij die na mij komt,+ is sterker dan ik, [en] ik ben niet waardig hem van zijn sandalen te ontdoen.+ Die zal U dopen met heilige geest*+ en met vuur.+
33 Ook ik kende hem niet, maar Degene die mij heeft gezonden+ om in water te dopen, die heeft tot mij gezegd: ’Degene op wie gij de geest ziet neerdalen en blijven, die is het die in heilige geest doopt.’+
45 En de getrouwen die met Pe̱trus waren meegekomen en die tot de besnedenen behoorden, stonden verbaasd, omdat de vrije gave van de heilige geest ook op mensen uit de natiën werd uitgestort.+
16 Toen herinnerde ik mij het woord van de Heer, hoe hij placht te zeggen: ’Joha̱nnes doopte wel met water,+ maar GIJ zult in heilige geest worden gedoopt.’+
13 Want waarlijk, door één geest werden wij allen tot één lichaam gedoopt,+ hetzij joden of Grieken, hetzij slaven of vrijen, en wij werden er allen toe gebracht één geest te drinken.+