2 Toen sprak God ’s nachts in een visioen tot Israël en zei: ‘Jakob, Jakob!’, waarop hij zei: ‘Hier ben ik!’ 3 Hij zei: ‘Ik ben de ware God, de God van je vader.+ Wees niet bang om naar Egypte te gaan, want ik zal daar een groot volk van je maken.+
17 De God van dit volk Israël heeft onze voorvaders uitgekozen. Terwijl ze als vreemdelingen in Egypte woonden, heeft hij het volk verhoogd en met opgeheven arm uit dat land geleid.+