3 Aan Abraham, Isaäk en Jakob ben ik altijd verschenen als God de Almachtige,+ maar wat mijn naam Jehovah+ betreft, daarmee heb ik me niet aan hen geopenbaard.+
19 Maar hij zei: ‘Ik zal al mijn goedheid voor je langs laten gaan, en ik zal de naam van Jehovah+ in jouw aanwezigheid uitroepen. Ik zal gunst tonen aan wie ik wil en ik zal barmhartig zijn voor wie ik wil.’+