8 Jehovah zei verder tegen Aäron: ‘Ikzelf stel jou aan over de bijdragen die aan mij worden gegeven.+ Ik geef jou en je zonen een deel van alle heilige dingen die de Israëlieten bijdragen. Het is een blijvende voorziening.+
12 Het beste van de olie en het beste van de nieuwe wijn en van het graan, de eerste opbrengst,+ die ze aan Jehovah geven — ik geef het allemaal aan jou.+
2 moet je een gedeelte nemen van de eerste opbrengst van je hele oogst in het land dat Jehovah, je God, je geeft. Je moet het in een mand doen en daarmee naar de plaats gaan die Jehovah, je God, uitkiest als verblijfplaats voor zijn naam.+