11 Koning Og van Ba̱san was namelijk de enige die nog over was van de Refaïeten. Zijn lijkbaar* was van ijzer* en bevindt zich nog steeds in de stad Ra̱bba van de Ammonieten. De baar is negen el* lang en vier el breed, volgens de gewone el.
47 Ze namen het land in bezit van koning Si̱hon en van koning Og+ van Ba̱san, de twee koningen van de Amorieten die in de streek ten oosten van de Jordaan woonden,
8 Samen met de andere helft van die stam namen de Rubenieten en de Gadieten hun erfdeel in, dat Mozes hun aan de oostkant van de Jordaan had gegeven, zoals Jehovah’s dienaar Mozes het hun gegeven had.+
12 het hele koninkrijk van Og in Ba̱san, die in A̱staroth en in Edre̱ï regeerde (hij was een van de laatste Refaïeten).+ Mozes had ze verslagen en ze verdreven.+