26 Juda bekeek de voorwerpen en zei: ‘Ze is rechtvaardiger dan ik, want ik heb haar niet aan mijn zoon Se̱lah gegeven.’+ En hij had nooit meer gemeenschap met haar.
21 De zonen van Se̱lah,+ de zoon van Juda, waren Er, de vader van Le̱cha, La̱da, de vader van Mare̱sa, en de families van de wevers van fijne stof van het huis van Asbe̱a,