55 Op het moment dat Saul zag dat David de Filistijn tegemoet ging, zei hij tegen Abner,+ zijn legeraanvoerder: ‘Van wie is die jongen een zoon,+ Abner?’ Abner antwoordde: ‘Zo zeker als u leeft,* koning, ik weet het niet!’
27 Toen Abner in He̱bron terugkwam,+ nam Joab hem binnen de poort apart alsof hij hem onder vier ogen wilde spreken. In plaats daarvan stak hij Abner in de buik omdat hij zijn broer A̱saël gedood had,*+ en Abner stierf.+