13 Samuël zei tegen Saul: ‘Dat was heel dom van je. Je hebt je niet gehouden aan het gebod van Jehovah, je God.+ Als je dat wel had gedaan, zou Jehovah je koningschap over Israël voor eeuwig hebben bevestigd.
3 Ga nu, val de Amalekieten+ aan en bestem hen en alles wat ze hebben voor de vernietiging.+ Je mag ze niet sparen.* Je moet ze doden:+ mannen en vrouwen, kinderen en baby’s, stieren en schapen, kamelen en ezels.”’+