13 Samuël nam dus de hoorn met olie+ en zalfde hem waar zijn broers bij waren. En vanaf die dag werd Jehovah’s geest in David werkzaam.+ Later ging Samuël op weg naar Ra̱ma.+
37 David zei verder: ‘Jehovah, die me gered heeft uit de klauwen van de leeuw en van de beer, zal me ook redden uit de handen van deze Filistijn.’+ Toen zei Saul tegen David: ‘Ga, mag Jehovah met je zijn.’