14 Toen hij in Le̱chi aankwam, stormden de Filistijnen juichend op hem af. Toen gaf Jehovah’s geest hem kracht,+ en de touwen om zijn armen werden als vlasdraad dat wegschroeit in het vuur, en ze vielen van zijn handen.+
6 Jonathan zei tegen zijn wapendrager: ‘Kom, laten we oversteken naar de voorpost van die onbesneden mannen.+ Misschien zal Jehovah ons helpen, want niets kan Jehovah tegenhouden. Hij kan net zo goed door velen als door weinigen redden.’+
5 Hij heeft zijn leven op het spel gezet* om de Filistijn te doden+ en Jehovah heeft Israël toen een grote overwinning* gegeven. U was erbij en u was er heel blij mee. Waarom zou u nu dan zondigen en onschuldig bloed vergieten door David zonder reden te laten doden?’+