5 Toen koning David bij Bahu̱rim was gekomen, kwam er een man naar buiten die verwant was aan het huis van Saul. Hij heette Si̱meï+ en was de zoon van Ge̱ra. Terwijl hij kwam aanlopen, schreeuwde hij verwensingen.+
13 David en zijn mannen vervolgden dus hun weg. Maar Si̱meï liep op de andere berghelling met David mee terwijl hij verwensingen schreeuwde+ en stenen en stof gooide.