9 Geef uw dienaar daarom een gehoorzaam hart om recht te spreken over uw volk,+ om onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad.+ Want wie zou recht kunnen spreken over dit enorme* volk van u?’
28 Heel Israël hoorde van het oordeel dat de koning had geveld. Ze kregen ontzag voor de koning,+ want ze zagen dat hij de wijsheid van God had om recht te spreken.+