8 We trokken dus langs onze broeders, de afstammelingen van Esau,+ die in Se̱ïr wonen, en bleven uit de buurt van de weg van de Ara̱ba, van E̱lath en van E̱zeon-Ge̱ber.+
Vervolgens bogen we af en trokken verder over de weg van de woestijn van Moab.+
6 In die tijd bracht koning Re̱zin van Syrië E̱lath+ weer onder het bestuur van Edom, waarna hij de Joden* uit E̱lath verdreef. De Edomieten kwamen naar E̱lath, en ze zijn daar tot op de dag van vandaag blijven wonen.