3 samen met haar twee zonen.+ De ene zoon heette Ge̱rsom,+ want Mozes had gezegd: ‘Ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land.’ 4 De andere heette Elië̱zer, want Mozes had gezegd: ‘De God van mijn vader is mijn helper, die me gered heeft van het zwaard van de farao.’+