10 Jehovah zaaide paniek onder hen+ en Israël richtte bij Gi̱beon een groot bloedbad onder hen aan, waarna ze hen achtervolgden over de weg die omhooggaat naar Beth-Ho̱ron en hen helemaal tot aan Aze̱ka en Makke̱da neersloegen.
7 terwijl de legers van de koning van Babylon oorlog voerden tegen Jeruzalem en tegen alle steden van Juda die er nog waren,+ namelijk tegen La̱chis+ en tegen Aze̱ka.+ Dat waren de enige versterkte steden die er nog waren van de steden van Juda.