2 Jehu,+ de zoon van Hana̱ni,+ de visionair, ging koning Josafat tegemoet en zei tegen hem: ‘Hoor je slechte mensen te helpen?+ Moet je degenen die Jehovah haten liefhebben?+ Om die reden is Jehovah woedend op je.
14 Kom niet onder een ongelijk juk* met ongelovigen.+ Want wat heeft rechtvaardigheid te maken met wetteloosheid?+ Wat heeft licht met duisternis gemeen?+