9 Jehovah zei verder tegen Mozes: ‘Ik heb gezien dat dit een koppig* volk is.+10 Laat me mijn gang gaan, dan zal ik ze in mijn brandende woede uitroeien. En uit jou zal ik een groot volk laten voortkomen.’+
14 Maar jij* mag niet voor dit volk bidden. Je mag niet voor ze smeken en geen gebed voor ze opzenden,+ want als ze in hun ellende tot me roepen, zal ik niet luisteren.