5 In plaats daarvan moeten jullie Jehovah, je God, zoeken op de plaats die hij uit al jullie stammen uitkiest om er zijn naam te vestigen en er te verblijven, en daar moeten jullie naartoe gaan.+ 6 Daar moeten jullie je brandoffers,+ slachtoffers, tienden,+ bijdragen,*+ gelofteoffers en vrijwillige offers,+ en je eerstgeboren runderen, schapen en geiten+ naartoe brengen.

3 Jehovah zei tegen hem: ‘Ik heb geluisterd naar je gebed en het verzoek om gunst dat je aan mij hebt gedaan. Ik heb dit huis dat je hebt gebouwd, geheiligd door mijn naam er voor altijd te vestigen.+ Nooit zal ik het uit het oog verliezen. Voor altijd ligt mijn hart daar.+

12 ’s Nachts verscheen Jehovah aan Salomo+ en zei tegen hem: ‘Ik heb geluisterd naar je gebed, en ik heb deze plaats voor mezelf uitgekozen als offerhuis.+

Een lied van de opgangen.* Van David.

122 Wat was ik blij toen ze tegen me zeiden:

‘Laten we naar het huis van Jehovah gaan.’+

 6 Vraag om vrede voor Jeruzalem.+

Wie je liefhebben, o stad, zullen veilig zijn.

 8 Omwille van mijn broeders en vrienden zeg ik:

‘Mag er vrede in je zijn.’